Jazz Singers
Sax Players
Trumpet Players
Trombone Players
Piano Players
Guitar Players
Bass Players
Drummers + Percussionists
Jazz Singers
Sax Players
Trumpet Players
Trombone Players
Piano Players
Guitar Players
Bass Players
Drummers + Percussionists
Index

--b. Den Haag, Juni, 8th 1931 - d. April, 5th 2003

Rob Madna (photo Rene Laanen)

BRON: NJA Bulletin nr. 25, september 1997 - Auteur: Fred Dubiez - Photo's: Rene Laanen


Rob Madna Trio, Jazz trio headed by dutch pianist Rob Madna. Personnel known to have played with are Dick Bezemer, Koos Serierse, Ruud Jacobs on bass and Wessel Ilcken, Eric Ineke, Rudy Pronk on drums.

Rob Madna was vele jaren actief op de Nederlandse 'scene' als pianist, componist-arrangeur, orkestleider en docent. Er is tot nu toe niet veel over hem gepubliceerd en dat komt mede doordat hij zich, buiten zijn directe relaties tot de muziek, heel bewust niet in andere zin heeft willen profileren. Voor dit artikel is gebruik gemaakt van een interview gemaakt op 4 maart 1997, dat in zeer beknopte vorm de basis was voor het programma 'De Jazzbende', dat door de Concertzender werd uitgezonden op dinsdag 15 april 1997.
Het interview vond plaats op dinsdagmiddag 4 maart 1997 in Rob Madna's huis in Berkel Rodenrijs.
Rob Madna (photo Rene Laanen)
Pril begin:

Tolé Johannes Hendricus 'Rob' Madna werd op 8 juni 1931 in Den Haag geboren als zoon van een Indonesische vader en een Nederlandse moeder. Madna senior, geboren in de Javaanse plaats Maos, in de buurt van Malang, kwam in 1916 met zijn pleegouders naar Nederland. Mede door zijn werk in de Nederlandse horeca legde hij veel contacten en had dan ook heel wat Nederlandse vrienden en kennissen. Hij speelde piano en viool; soms thuis met vrienden, waaronder pianist Cees Schouten. Hij werkte jarenlang in het bekende Indische restaurant 'Waroong Djawa' op Scheveningen. Vader Madna stierf in 1992 op 96-jarige leeftijd. Rob Madna denkt dat hij van het 'Aziatische' van zijn vader op latere leeftijd vooral het berustende en het vermogen tot relativeren heeft meegekregen, daar zijn moeder tamelijk impulsief was. Zij was afkomstig uit Den Haag en was huisvrouw. Ze overleed in 1988. Zij had voor haar zoon een opleiding op academisch niveau voor ogen en bepaald geen carriere in de muziek. De gitaar was Rob Madna's eerste confrontatie met een instrument, simpelweg omdat die in huis was. Daar er thuis ook een piano was is hij daarop gaan experimenteren toen hij tenslotte de belangstelling voor de gitaar verloor. Hij heeft zich nooit met zaken als het studeren van toonladders beziggehouden en heeft 'alleen maar zitten spelen' en geprobeerd weer te geven wat hij op de plaat hoorde; zoiets als nadoen wat hij voetballers zag doen bij zijn club H.B.S. Je moet jazzmuziek leren zoals een kind leert praten, is zijn mening. De eerste kennismaking met jazz was via platen van zijn vier jaar oudere zuster, die hij grijs draaide. Dat waren onder meer opnamen van Teddy Wilson, Ella Fitzgerald en ook Gershwin's 'Porgy and Bess'. Op elfjarige leeftijd al ging hij in 1942 in het (nu niet meer bestaande) Gebouw K&W in Den Haag naar de Ramblers luisteren, samen met de toen dertienjarige Jerry van Rooyen, die hij van de lagere school kende.
Rob Madna (photo Rene Laanen)
Eerste stappen:

Rob Madna's eerste optreden was in 1947 bij een club van Nederlandse militairen in Den Haag. Hij was toen zestien jaar. Rond zijn zeventiende jaar werd hij protege van Rob Pronk en Jerry van Rooyen. Hij moest wel eens invallen an de piano wanneer Rob Pronk als derde trompet aan het ensemble werd toegevoegd.Toen ook realiseerde hij zich voor het eerst dat er zoiets bestond als aanduidingen voor de accoorden (die hij overigens wel al speelde) en dacht: dat moet ik leren! Pas op zijn 43ste echter werd hij met de neus op de feiten gedrukt waar hjet theorie betreft, toen hij, (in 1973) een studenten-big band leidde in Singer (Laren). Pianist Henk Meutgeert, die op een stuk geen solo wist te spelen, vroeg Rob het hem voor te doen. Henk kon alles wat Rob deed keurig analyseren en benoemen, maar Rob moest bekennen dat hij 'eigenlijk niet wist wat hij deed.' Dit gaf uiteraard aanleiding tot enig ongeloof. Eigenlijk paste Madna alleen maar toe wat hij van Parker en Coltrane had gehoord. Op dat moment achtte hij de tijd er dan ook nog niet rijp voor toen hem gevraagd werd muziek te gaan doceren. Jerry van Rooyen stuurde hem al in 1965 een brief uit Berlijn waarin hij opmerkte: ' je moet eens gaan schrijven, en gebruik je fantasie maar, je hebt al een heleboel gehoord.' Nu doet hij het mede met de computer en schrijft zelfs arrangementen voor het Metropole orkest zonder al teveel ervaring met het schrijven voor 'strings'. Wel luisterde hij vroeger veel naar Sinatra en de hem bege-leidende orkesten onder leiding van uitstekende arrangeurs als Nelson Riddle. Uit het voorafgaande hebben we ongetwijfeld begrepen dat Rob Madna volledig autodidact is. Hij vindt zichzelf 'moeilijk onderwijsbaar' en wil, ook nu nog, het liefst zichzelf alles leren; door waar te nemen en daaruit conclusies te trekken. Zo ging het ook met wiskunde, arrangeren en trompet spelen. De muziek is in eerste instantie 'via de oren' binnengekomen.
Rob Madna (photo Rene Laanen)
De school:

Mede door Rob Madna's interesse voor de muziek ging het op de HBS niet altijd als wenselijk was. Daarnaast ging zijn bijzondere interesse echter uit naar wiskunde, met het gevolg dat hij daarin in de tweede klas al bijles ging geven aan andere leerlingen. Hij wilde graag leraar wiskunde worden en koos daarom voor dit beroep. Daarbij trok hem het leven als beroepsmuzikant niet bepaald. Hij maakte deze keuze dus zonder veel problemen en hield dit vijfentwintig jaar lang vol. De laatste vier jaar was hij ook conrector. Een leerzame periode, want in deze functie moesten er tevens beslissingen met verderstrekkende consequenties genomen worden, die hij niet altijd aan anderen kon overlaten, om zichzelf in het 'droomwereldje' van de muziek op te houden. Het werd hem duidelijk dat verantwoordelijkheid nemen en problemen oplossen heel leerzaam kunnen zijn. Tevens ontdekte hij, doordat hij voor de baan van conrector werd gevraagd, dat anderen meer in hem zagen dan hij zelf. Een ervaring die velen bekend zal voorkomen. Hij mocht de functie overigens niet combineren met ander werk en kon daarom het doceren aan het conservatorium in Rotterdam, waar hij enige uren per week les gaf, niet voortzetten. Als leraar startte Rob Madna aan een ULO in Rotterdam, wel 'De Parel van Zuid' genoemd en vervolgens bij de Hugo De Groot Scholengemeenschap waarin de ULO opging en waaraan het Charlois-Lyceum verbonden was. Over zijn bezigheden met betrekking tot de jazz wilde hij met de leerlingen niet spreken, maar het hielp wel bij het 'orde houden', want een 'hippe' leraar dwingt uiteraard respect af.

De muziek:

Referende aan de stijl van zijn sextet uit 1951, dat werd opgenomen in de legendarische Haagse Lumirex Studio van Dolf Dienske en waarvan een stuk werd gedraaid als opening van het radio-programma, merkte Rob Madna op dat inderdaad Tristano's muziek veel invloed op hem uitoefende en dat pas later de invloed van mensen als Horace Silver merkbaar werd. Over tenorsaxofonist Mario Heymann, een van de leden van het sextet, herinnert hij zich dat deze uit een oude stijlgroep geplukt was maar veel gevoel had voor Tristano's toen vernieuwende en niet eenvoudig te spelen muziek. Horace Silver was 'technisch bereikbaar', hij bleef echter niet lang een echte favoriet. Madna ging daarna veel naar blazers luisteren en dat moet in zijn pianospel te horen zijn. Hij betreurt het dat hij niet eerder een blaasinstrument oppakte, want hij begon pas op zijn veertigste met trompet. Weer later ontdekte hij dat ook de synthesizer op een heel eigen manier inspirerend kan zijn. Al ten tijde van 'The Birth of the Cool' (1949-'50) werd Rob Madna gegrepen door Miles Davis. Hem is hij blijven volgen en ook tjdens diens latere perioden is hij een fan gebleven, waarbij ook anderen een rol gespeeld hebben, zoals John Coltrane. Miles Davis probeerde te praten; de trompet was slechts een 'verlenging' van zijn gevoel, terwijl een man als Wynton Marsalis veel meer een 'echte' trompettist is in de zin van een geweldig instrumentalist. Bij Miles Davis kon echter je fantasie een veel grotere rol spelen. Davis was iemand die zinnen zei, die sprak met een logische samenhang. In dit verband vergelijkt Rob Madna muziek maken met schrijven; de ene auteur zegt het op een andere manier dan een collega. Daarbij, als een verhaal, moet en solo een logisch geheel zijn. Miles Davis zei dan ook: 'zoals Orson Welles spreekt wil ik spelen.' Daar kun je absoluut iets bij voorstellen! Ook Joe Henderson laat zich inspireren door de vorm van literatuur. Rob Madna's belangstelling voor de piano nam weer toe door mensen als Herbie Hancock en Keith Jarrett, terwijl hij Bill Evans als 'te geconstrueerd' ervoer. Wat hij steeds van andere muzikanten heeft geleerd is de manier waarop ze de essentie van hun muziek hoorbaar maken en noet zozeer hoe ze dit in technische zin verwezenlijken. Een ander voorbeeld dat hij noemt is Wayne Shorter, een man met een soort oerkracht, die heeft getoond dat muziek op een nog weer andere manier gespeeld kan worden.

Thad Jones en de big band-periode:

Nog tijdens de jaren zestig kwam wat Rob Madna zelf noemt 'de big band-periode', met Count Basie, Oliver Nelson en met name het Thad Jones-Mel Lewis Jazz Orchestra. Thad Jones vroeg hem om bij zijn orkest te komen tijdens een tournee in Europa. Helaas moest hij dit wegens zijn leraarschap afslaan. Ook op het verzoek om arrangementen voor de band te schrijven ging hij niet in, omdat hij vond dat zijn manier van schrijven te dicht bij het idioom van Thad Jones zelf lag, 'en dan minder!' Dit laatste tot grote hilariteit van Thad\Jones, die Rob Madna had gehoord toen hij als gast bij de Skynasters speelde. De uitnodiging van Thad Jones zegt wel iets over Madna's kwaliteiten, zeker wanneer je je realiseert dat er in de Thad Jones-Mel Lewis band pianisten als Roland Hanna en Walter Norris speelden. Hij leerde van Thad Jones ook om iemand 'credits' te geven: steeds prees hij sidemen als Snooky Young of Jerome Richardson voor datgene waar ze goed in waren; het was altijd positief. Amerikanen hebben trouwens veel respect voor Europese muzikanten; ze staan ervan versteld hoeveel men hier van hun muziek weet. 'The only thing in Europe that is not OK are the drums' zei Dexter Gordon indertijd. Gelukkig is dat inmiddels verleden tijd. Een van de eerste heel muzikale drummers was Cees See. Aleen had deze zijn goede en mindere momenten. Hij kon soms teleurstellen, eigenlijk omdat hij erg onzeker was. Wat voor Madna heel belangrijk was is de ritmiek die Thad Jones gebruikte. Dit had invloed op de manier waarop hij ging begeleiden en met name de accentuering daarvan. Ook de harmonisaties spraken hem direkt aan. Wanneer Madna tutti schrijft is dit eigenlijk op de manier waarop Jones dit deed, hoewel het bijzonder bewerkelijk is. Deze had een manier om 'uitstapjes' te maken waardoor een gotere spanning werd gecreeerd, die ook voor instrumentalisten belangrijk kan zijn wanneer het erop aan komt veelzeggend en niet te vlak te spelen. Jones was heel ver met z'n harmonieen en daarbij 'typisch zwart.'

Freddie Hubbard:

Ook Freddie Hubbard nodigde Rob Madna uit om bij hem te komen spelen. Naar aanleiding daarvan de volgende anecdote: 'Tijdens een optreden in De Tor in Enschede zette Freddie Hubbard zomaar een stuk in zonder aan te geven wat het zou worden. Hij speelde een A en ik dacht laat ik maar G-mineur neerzetten; maar omdat het 'Old folks' was klopte het natuurlijk niet. Ton Ouwehand (Twentsche Courant) schreef toen dat Hubbard zo vriendelijk was Madna te helpen omdat 'die niet wist waar hij was.' Later was ik in de gelegenheid hem dit fijntjes onder de neus te wrijven door op te merken dat Hubbard onverwachts een stuk inzette waarvan wij niet wisten wat het was maar dat 'een of andere idioot' toen in de krant opmerkte...!' Diezelfde avond speelde Rob Madna trompet en kreeg een kritiek, zo lovend als nooit tevoren.

Met andere grootheden":

Rob Madna speelde in 1953 met drummer Wally Bishop (drummer van Earl Hines) in de 'Tabu' in Dusseldorf. De Lionel Hampton band speelde toen ook in die stad en Art Farmer, die deel uitmaakte van het orkest kwam een kijkje nemen en speelde bij die gelegenheid vijf uur mee. Ook Quincy Jones, eveneens trompettist in de band, leerde hij daar kennen. Met Phil Woods (as) en Dexter Gordon (ts) speelde hij in Persepolis in Utrecht. Tenorist Lucky Thompson, die hij op een workshop ontmoette, wilde graag met Rob Madna door Europa toeren, maar alweer door de school kon hij daarop niet ingaan. Wel zijn er radio-opnamen bewaard gebleven van een concert door een kwartet van Lucky Thompson met Rob Madna (pi), Ruud Jacobs (b) en Eric Ineke (dr) in de Rotterdamse Jazz Societeit B-14 op 22 november 1968, ter gelegenheid van het tienjarig jubileum van die club. Het lag uiteraard meer voor de hand dat Rob Madna van tijd tot tijd de mogelijkheid geboden werd met de al jaren in Amsterdam wonende tenorsaxofonist Don Byas te spelen. Met een Don Byas kwartet, waar tevens Ruud Jacobs (b) en Wally Bishop (dr) deel van uitmaakten, speelde hij op 26 oktober 1962 in 'De Vereniging' te Nijmegen. Ook hiervan werden opnamen gemaakt, die werden uitgebracht op een Philips 45-toeren EP. Op informele wijze heeft Rob Madna ook nog gespeeld met een andere Amerikaan, de ventieltrombonist Bob Brookmeyer, tevens orkestleider en een uitstekend arrangeur.
Rob Madna (photo Rene Laanen)
Van repetitie-band tot Dutch Jazz Orchestra:

In 1972 startte Rob Madna met een repetitie-orkest, waarvoor hij ging schrijven en waarin toen nog jonge musici speelden als Hans de Ruyter, Bart van Lier, Erik van Lier, Jan Nypels, Jan Elsink, George Kaatee en René Laanen (tb), Leo van Oostrom, Ferdinand Povel, Dick Vennik, Rudi Brink (saxen) en Koos Seriese (b). Toen veel van deze 'knapen' naar de Skymasters verdwenen werd de band wat amateuristischer. Hij stopte hiermee in 1981-'82. Voor TROS Sesjun werden opnamen van deze combinatie gemaakt maar Madna vindt ze 'zeer onvolmaakt'. Wel is de gehele saxofoongroep van het Dutch Jazz Orchestra (DJO) uit dit orkest voortgekomen. Het DJO is trouwens een orkest dat hoorbaar uit de Jones-Lewis traditie is ontstaan. Toen Jerry van Rooyen (waarschijnlijk in 1983) werd gevraagd om wat repetities te gaan leiden had men voornamelijk arrangementen van Thad Jones ter beschikking. Tijdens de jaren als leraar is Rob Madna weliswaar met muziek doorgegaan maar, ondanks al het boven-vermelde, speelde hij niet veel. Er waren zelfs momenten dat hij geheel wilde ophouden en alleen maar thuis bezig zijn. Hij stopte bij het DJO en zelfs ook bij het kwartet van tenorist Toon Roos, dat hij eigenlijk een muzikaal hoogtepunt vond, gezien de interactie en de ritmesectie van Frans van der Hoeven (b) en Dre Pallemaerts (dr).

Conservatorium:

In 1985 kreeg Rob Madna (weer) een aanbod van het Hilversums Conservatorium en omdat hij toen eisen kon stellen met betrekking tot een volledige baan en bijbehorend salaris, maakte hij definitief de overstap naar de muziek. Ook nu hij gepensioneerd is, geeft hij nog les aan het conservatorium: als hoofdvak piano met daarbij improvisatie en ensembles.Ook kunnen diverse instrumentalisten en vocalisten 'uurtjes' komen om over improvisatie te praten. 'Er zijn nu', aldus Madna, 'steeds meer mensen die wat betreft improvisatie 'blanco' zijn, in tegenstelling tot vroeger, toen nieuwe leerlingen wel degelijk gevoel voor of enig inzicht in jazz hadden. Daarbij komt dat om financiele redenen de studie-duur tot vier jaar is teruggebracht. Er zitten in de vooropleiding mogelijk talenten, maar deze moeten eigenlijk nog van alles leren waar het jazz betreft. Ze zijn wel geinteresseerd in de muziek, maar helaas stappen ze binnen bij 'boek II, hoofdstuk 6', want zover is de jazz al gevorderd. Ze horen iets wat ze weliswaar mooi vinden, maar niet begrijpen. Net zoals ik vroeger Charlie Parker hoorde en door hem gefascineerd was, maar het eigenlijk niet begreep. Wel konden we toen zelf meegroeien. Nu wordt alles 'via de ogen' (theorie) binnengebracht en ik probeer het weer 'via de oren' te doen.

Het is als een mathematisch spelletje. Ze werken via de toonladders enzovoort. Het is te theoretisch. Het is niet in orde als men op school jazz moet leren. Men moet het toch zelf doen, hoewel de school daarbij kan helpen. Soms ontdek je bij een leerling een bepaalde aanleg; dat kan een ritmisch gevoel zijn. In zo'n geval probeer je iemand verder te helpen omdat het een uniek talent kan zijn. Er zijn leerlingen bij die eruit springen, hoewel het niet verwonderlijk is dat er nog heel wat tekortkomingen waar te nemen zijn. Vaak zijn ze geneigd om teveel in een stuk te willen proppen. Het zou beter zijn alle ideeen over twintig stukken te verdelen, inplaats van ze kwijt te willen in drie, want dan wordt het pas een lekker gebakje. Wel zijn ze beter in staat zich te verkopen, c.q. aan de weg te timmeren, dan de oudere generaties. Uiteraard ontstaat er wel vaak een wisselwerking en zijn zij op hun beurt weer een inspiratie voor de docent.' Een veelbelovende jonge trompettist waarmee hij nog wel eens een project zou willen doen is
Matthias Bergmann, een Duitse leerling van Ruud Breuls; een van de vele talentvolle jonge Duitsers die naar de Nederlandse Conservatoria komen.

Muziek-discussies:

Rob Madna hield zich onder meer bezig met schrijven, waaronder een vier-delige compositie voor het
Metropole Orkest, waarvan het eerste deel, opgedragen aan zijn trouwe beschermengel en echtgenote, getiteld is 'Guardian Angel'. Het tweede deel geeft weer hoe hij over muziek denkt: 'Happy go lucky', oftewel 'geniet ervan.' Bezig blijven met muziek is zijn devies, dat houdt de geest jong. Hoewel hij de muziek gewoon opschrijft gebruikt hij soms, met behulp van de synthesizer, de computer om hoorbaar te maken hoe het uiteindelijke resultaat zal klinken. Dat Rob Madna niet sterk de neiging heeft om zich te profileren, zoals in de aanhef van dit artikel al even werd aangegeven, komt mede omdat hij vindt dat er onder degenen die over jazz schrijven te veel auteurs zijn die hun inzicht in de materie overschatten en 'dan over je schrijven alsof ze op hetzelfde niveau staan'. Als voorbeeld noemt hij een gesprek met collegae-leraren, die het niet waagden met hem over zijn vak, wiskunde te discussieren en zonder schromen bekenden dat ze er niets van wisten. Om redenen die niet duidelijk zijn dorsten ze echter wel over muziek een mening te ventileren, kennelijk in de veronderstelling dat in dit geval het onderwerp niet voldoende substantie bezit om er uberhaupt veel over te kunnen weten. Als antwoord vertelde Madna zo iemand dan dat zijn positie ten opzichte van de ander waar het muziek betreft te vergelijken is met een hoogleraarschap ten opzichte van een leek. Met andere woorden: 'schoenmaker blijf bij je leest.'De non-conformist Thelonious Monk had om dit soort onbegrip te omzeilen zo zijn heel persoonlijke methoden. Als leraar wil Rob Madna wel openhartig zijn en alles vertellen van wat hij over jazz weet. Tenslotte doceert hij aan het Hilversums Conservatorium. Dan moet je wel de behoefte hebben om kennis over te dragen. Jerry van Rooyen zei altijd: 'Wij zijn in een gelukkige tijd geboren en hebben de hele ontwikkeling van de bebop meegemaakt. Daarom ook snappen wij de dingen en het begin beter dan de jonge musici die het allemaal van de plaat moeten horen.' Ook Madna denkt dat hij daarom beter weet waar z'n bronnen zitten en dat is bij jonge musici niet altijd zo duidelijk. Desondanks zijn met name de pianisten Rob van Bavel, Karel Boehlee en Michiel Borstlap volgens Rob Madna mensen met een enorme potentie, die hij ziet als zijn komende opvolgers aan het Conservatorium.


De platen:

'Too Marvelous For Words' (J.Mercer/M.Whiting) van prive opname -
Rob Madna Quartet- Columbia 33HP106

'First Date' en 'The Universe' (Rob Madna) van 'Jazz behind the Dikes'-
Rob Madna Trio - Philips 848810-2 & Philips 848811 - 2

'My Ship' (Kurt Weill/Ira Gershwin) -van 'Ann Burton sings for lovers and other strangers' -Ann Burton & Rob Madna - CBS S64485

'Con Alma' (Dizzy Gillespie) -van 'I got it bad...' -
Rob Madna Trio- Omega 555.058

'This Funky Thing' (Rob Madna) & 'Pinocchio' (Wayne Shorter) - van 'Update' -
Rob Madna Trio- Dutch Jazz 96001-1

'Stella By Starlight' (Victor Young/Ned Washington) -prive opname -
Rob Madna

Trio Rob Madna featuring Ferdinand Povel "Broadcast Business'76" (Daybreak/Challenge).

LIVE AT CAFE HOPPER - ANTWERPEN - Challenge Records
Ferdinand Povel - tenor
Rob Madna - piano
Marius Beets - bass
Eric Ineke - drums



Rob Madna heeft zich in zijn carrière altijd laten leiden door intuïtie en zich afzijdig gehouden van regels of verwachtingen. Studiowerk of live-opnames interesseerden hem vaak weinig, ‘snaphots', vond hij.

Toch heeft hij zich laten verleiden tot een live solo-opname voor de ‘Jazz at the Pinehill'. En met succes. Zijn cd werd in 2001 nog genomineerd voor een Edison.

Als kind heeft Madna zich nooit met zaken als het studeren van toonladders beziggehouden. "Je moet jazzmuziek leren zoals een kind leert praten", is zijn mening. Zijn eerste kennismaking met jazz was via platen van zijn zus met opnamen van Teddy Wilson, Ella Fritzgerald en ook Gershwin's ‘Porgy and Bess'. Rond zijn zeventiende jaar werd hij protégé van Rob Pronk en Jerry van Rooyen.

Madna's latere grootste inspiratiebronnen waren Horace Silver, Miles Davis, Thad Jones. Rob Madna heeft o.a. gespeeld met Freddie Hubbard, Ack van Rooyen, Ferdinand Povel, Ann Burton en vele anderen.

-
R.I.P.
Rob, ik heb zeer goede herinneringen aan je! ~ René Laanen


Index Musikhaus Thomann Linkpartner


© 1998-2021 Jazzmasters.nl - Rene Laanen - The Netherlands
Reproduktie of distributie van Jazzmasters media is verboden.