--b. Semarang (Java, Nederlands-Indië) 15-11-1922 - Scheveningen 5-10-1992)
Acket, Paul, muziekimpresario (Semarang (Java, Nederlands-Indië) 15-11-1922 - Scheveningen 5-10-1992). Zoon van Bernard Willem Paul Acket, administrateur in Nederlands-Indië, later wethouder, en Johanna Annetta Schut. Gehuwd op 21-12-1956 met Geertruida Catharina Liduina Nieuwmans (geb. 1933). Uit dit huwelijk werden 2 dochters geboren.
Paul Acket groeide op in Hilversum, waar zijn moeder zich in 1926, na remigratie uit Nederlands-Indië, met haar drie kinderen vestigde; de vader bleef op Java op een suikerplantage werken. Al tijdens zijn jaren op de HBS-B van het Christelijk Lyceum vulde Acket - samen met schoolvriend Ger Lugtenburg - een handgeschreven blaadje over het wel en wee van omroepartiesten uit zijn woonplaats. In zijn eindexamenjaar 1940 organiseerde Acket jazzy concerten met van de radio bekende musici, waarvoor hij, met een bakfiets door Hilversum rondrijdend, reclame maakte. Zelf bespeelde Acket geen instrument.
Tijdens de Duitse bezetting trok Acket zich aanvankelijk niets aan van het verbod op jazzmuziek en bleef hij concerten organiseren, vooral in het plaatselijke Theater 'Gooiland'. De Ortskommandant liet hem - naar verluidt - echter met een berisping gaan toen hij zag met een onschuldig ogende jongen van doen te hebben. Halverwege de bezetting werd Acket in het kader van de Arbeitseinsatz opgeroepen. Hij gaf weliswaar aan deze oproep gehoor, maar in Zuid-Duitsland probeerde hij naar Zwitserland te vluchten. Hij werd opgepakt en eerst tewerkgesteld bij het Stadttheater in Konstanz en in het laatste halfjaar van de oorlog in een wapenfabriek.
Na de bevrijding woonde Acket ruim een half jaar in Parijs, waar het jazzleven opbloeide. Terug in Hilversum kreeg hij een baan bij de Amsterdamsche Bank. Het werk lag hem niet, zodat hij in 1947 solliciteerde naar een functie op de advertentieafdeling van het Haagse dagblad Het Vaderland. Hier kreeg Acket al snel de kans recensies over jazzmuziek te schrijven. Tevens werd hij medewerker van Tuney Tunes , een blad met voornamelijk muziekteksten, dat eind 1942 in Eindhoven ondergronds was begonnen en na de bevrijding landelijk werd verspreid. Medio 1949 werd Acket de eerste vaste redacteur van Tuney Tunes, waarbij hij bedong daarnaast ook een jazzblad te mogen maken. Dat werd Rhythme, waarvan het eerste nummer verscheen op 15 oktober 1949.
Begin 1951 diende Acket zijn ontslag in als redacteur van de twee bladen en werd hij impresario. Als basis voor deze nieuwe werkzaamheden dienden zijn contacten met de jonge Dutch Swing College Band, waarvoor hij al eerder enkele concerten had georganiseerd. Het impresariaat was bescheiden van omvang en hield kantoor in het souterrain van het ouderlijk huis in Den Haag. Maar Acket bleek een ondernemend en vindingrijk man. Hij trok buitenlanders aan - zoals de Britse zangeres Beryl Bryden - om samen met de Dutch Swing College Band op te treden, en al in maart 1952 haalde hij de Amerikaanse trompettist en pionier van de bobstijl, Dizzy Gillespie, naar Nederland.
Tegelijkertijd bleef Acket actief in de muziekjournalistiek. Zo was hij van 1952 tot 1954 redacteur van het aan klassieke muziek gewijde maandblad Luister, dat zijn kolommen ook openstelde voor goede lichte muziek. Eind 1954 verscheen het eerste nummer van het door Acket uitgegeven en grotendeels zelf volgeschreven maandblad Muziek Expres . Aanvankelijk was dit een dun blaadje op niet veel meer dan krantenpapier met informatie over lichte muziek en nieuwtjes over het privé-leven van artiesten. Na een moeizame start kwam de doorbraak toen het tijdschrift zich ging richten op muziek die jongeren aansprak; voor het eerst was er een blad dat speciaal voor hen werd geschreven. De oplage vertienvoudigde en steeg verder nadat het blad in 1960 op de smaak van lezer en luisteraar afgestemde kant-en-klare programma's ging leveren aan het illegale radiozendstation 'Veronica' onder de naam Teenager Muziek Expres.
Toen in het begin van de jaren zestig door de populariteit van de popmuziek de belangstelling voor jazz terugliep, haalde Ackets impresariaat jonge popzangers en -groepen naar Nederland als Cliff Richard, Paul Anka, The Shadows en The Kinks. Later volgden internationaal beroemde sterren en groepen als Frank Zappa, Ike en Tina Turner, Michael Jackson, David Bowie, Jimi Hendrix en Pink Floyd. De enorme in zwart-wit gedrukte affiches voor de concerten werden een begrip.
Een dieptepunt was het concert in augustus 1964 in het Scheveningse Kurhaus van de nieuwe Britse groep The Rolling Stones. Hun optreden ging gepaard met ernstige ordeverstoringen: zitplaatsen werden vernield, gordijnen kapot gescheurd, kroonluchters naar beneden gehaald. Door politie-ingrijpen kwam er voortijdig een einde aan het concert. De door Acket bij die gelegenheid geslaakte kreet 'Van z'n leven niet meer!' zou een gevleugelde uitspraak worden. Acket was echter zakenman genoeg om dit voornemen niet in de praktijk te brengen. Wel nam hij zo zijn maatregelen. Bij het tweede optreden van de popgroep, vijf jaar later, huurde hij een karateschool af om de orde te bewaren. Het gevolg was echter dat de bandleden na afloop klaagden over de passiviteit van het publiek.
Intussen groeide Ackets bedrijf. Hij ontplooide grote initiatieven. Als impresario had hij aan het einde van de jaren zestig negentig procent van alle Nederlandse popgroepen onder contract. In 1965 nam hij het blad Tuney Tunes over, dat hij korte tijd later herdoopte in Popfoto . Het was opnieuw een geslaagd project, zulks in tegenstelling tot Tiq , een maandblad over 'mode, sex, beat&politiek', zoals het eerste nummer in november 1966 aankondigde. Het blad bereikte een redelijke oplage, maar de stijl en inhoud stootte adverteerders af, en distributeurs weigerden verspreiding. Daarom werd Tiq in 1968 opgeheven.
De winsten van de popbladen benutte Acket om risico's te nemen met jazzconcerten, zijn grote liefde. Hij was degene die Amerikaanse beroemdheden naar Nederland haalde, onder wie Ella Fitzgerald (1952 en later), Billie Holiday (1954), Miles Davis (1956), Dave Brubeck (1959), het Modern Jazz Quartet (1961), Count Basie (1962), Duke Ellington (1967) en Thelonious Monk (1971). Daarnaast organiseerde hij evenementen als het driedaagse Newport Jazz Festival in Rotterdam (oktober 1966) en Jazz at the Philharmonic in Den Haag en Amsterdam (november 1966). Een jarenlange competitie met zijn collega-impresario Lou van Rees zorgde ervoor dat de belangrijkste jazzmusici ter wereld in Nederland optraden.
Ackets muziekbladenimperium breidde zich intussen verder uit. Zo nam hij in 1969 het blad Teenbeat over, dat hij samenvoegde met Popfoto . Vooral Muziek Expres , met oplagen van een kwart miljoen, was een goudmijn. Dit trok de aandacht van Verenigde Nederlandse Uitgeversbedrijven, die per 1 januari 1974 de door Acket uitgegeven bladen overnamen tegen een miljoenenbedrag, dat het hem mogelijk maakte de rest van zijn leven niet meer te hoeven werken.
Maar rentenieren lag niet in Ackets aard. Hij bleef grote concerten organiseren, mede dankzij zijn nieuw verworven kapitaal. Zo kwam het in juli 1976 tot het eerste North Sea Jazz Festival in zes zalen van het Haagse Congresgebouw, een enorm waagstuk. Het motto luidde: '30 uur jazz, 300 jazzmusici'. Er kwamen 9.000 mensen op af. Het Northsea Jazz Festival werd een traditie. De grote verscheidenheid aan stijlen - van klassieke jazz en dixieland tot funk en bebop - maakte het festival uniek in zijn soort. Om de programmering op peil te houden reisde het echtpaar Acket een groot deel van het jaar alle belangrijke festivals af. 'North Sea', zoals de roepnaam werd, groeide uit tot het internationaal grootste binnenfestival. In 1990 riep het toonaangevende Amerikaanse blad Jazz Times het uit tot het beste ter wereld.
Het North Sea Jazz Festival is Ackets levenswerk geworden. Uit alle landen kwamen mensen naar Den Haag, zodat na een aantal jaren 60.000 toegangskaarten werden verkocht, en het aantal uitvoerende musici groeide naar duizend. De internationale publiciteit was overweldigend. Toch liepen de kosten zo hoog op dat het twijfelachtig werd of met het festival kon worden doorgegaan, ondanks alle geld dat de Ackets er uit eigen vermogen in stopten. Uiteindelijk zouden subsidies van ministerie en gemeente het voortbestaan garanderen.
In augustus 1990 werd bij Acket - een kettingroker - longkanker geconstateerd. Tussen chemokuren door bleef hij werken. Zo vond in november 1990 in Maastricht het Jazz Mecca Festival plaats en in juli 1992 in Amsterdam het Drum Rhythm Festival, beide onder zijn leiding. Intussen namen zijn lichamelijke krachten echter zo af dat hij van het North Sea Festival in juli 1992 alleen het inleidende concert kon bijwonen, en dat dan nog heel kort. Drie maanden later overleed 'Nederlands belangrijkste jazzmusicus zonder instrument', zoals zijn dochter Karin hem noemde.
Paul Acket was een gedreven mens met een encyclopedische jazzkennis, een perfectionist, die zich niet alleen richtte op de gevestigde musici, maar ook bereid was nieuwe stijlen een kans te geven. Zijn hartelijke en oprechte aandacht maakte dat hij het vertrouwen won van wereldsterren en hen - soms in afwijking van hun eigen plannen - overhaalde tijdens een door hem georganiseerd concert of festival op te treden.
L: Behalve necrologieën op 8-10-1992 o.a. door Bert Jansma, in Haagsche Courant , door Henk van Gelder, in NRC Handelsblad en door Bert Vuijsje, in de Volkskrant : Jouke Mulder, 'Paul Acket, koning van een muziekimperium', in Elsevier , 8-8-1970; interview door Frans van Deijl, in HP/De Tijd , 26-6-1992; Karin Acket, Paul Acket, musicus zonder instrument ('s-Gravenhage 1994); Henk van Gelder en Hester Carvalho, Gouden tijden. Vijftig jaar Nederlandse popbladen (Amsterdam 1994); interview met Karin Acket door Hugo Camps, in Elsevier , 8-7-1995.
I: Karin Acket, Paul Acket, musicus zonder instrument ('s-Gravenhage 1994) 16 [Foto door H.W. van Westering].
Frans Oudejans
-
R.I.P. Paul, ik heb zeer goede herinneringen aan je! ~ René Laanen